Gezondheidsonderzoek ontwikkelt zich razendsnel, met meer diverse studiepopulaties en geavanceerdere meetmethoden. Het maakt onderzoeksvragen complexer. Tegelijkertijd biedt het nieuwe kansen en inzichten om gezondheidsvraagstukken beter te begrijpen en op te lossen. Prof. dr. Arfan Ikram richt zich op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe analysemethoden om deze uitdagingen aan te gaan. “Ik wil me verder ontwikkelen in hoe we kennis niet alleen genereren, maar ook effectief verspreiden en toepassen.”
Ikram is hoogleraar Epidemiologie aan het Erasmus MC, voorzitter ZonMw en bestuurslid NWO en hoofdonderzoeker van de Rotterdam Studie. Sinds kort is hij daarnaast benoemd tot Medical Delta hoogleraar, met een aanstelling aan het LUMC.
“Ik zie deze benoeming als een hele mooie mijlpaal, om verschillende redenen. Allereerst omdat het gedachtegoed van Medical Delta, waarin transdisciplinaire samenwerking centraal staat, mij enorm aanspreekt. Ik ken enkele andere Medical Delta hoogleraren en heb gezien hoe zij hun rol invullen. Dat past goed bij hoe ik zelf graag samenwerk en verbinding zoek met andere instellingen.
Daarnaast vind ik het een eer om nu officieel verbonden te zijn aan de afdeling Klinische Epidemiologie van het LUMC. De epidemiologie is een relatief jong vakgebied, maar de afdeling in Leiden speelt een toonaangevende rol in de ontwikkeling ervan. Het voelt erg bijzonder om daar nu deel van uit te maken.”
“Bij een aantal collega’s die al Medical Delta hoogleraar zijn, zag ik welke impact het voor hen had en hoe het hun vakgebied versterkte. Het was iets waarvan ik dacht: als het mij zou overkomen, zou ik diezelfde ervaring kunnen meemaken. De erkenning voor mijn manier van onderzoek doen en de inhoud van mijn werk betekent veel voor me. Ik zie het als een signaal dat ik op de juiste weg ben. Tegelijkertijd is het ook een aanmoediging om mijn werk verder uit te bouwen en samenwerking nog meer te intensiveren.”
“Ik ben epidemioloog. Veel mensen denken dan meteen aan infectieziekten, maar dat is tegenwoordig slechts een klein onderdeel van het hele vakgebied. Epidemiologie kent twee belangrijke aspecten. Het eerste is de toepassing: het bestuderen van het voorkomen, en het voorkomen van ziekten in de bevolking. In mijn geval gaat het vooral om dementie, de ziekte van Alzheimer en breder nog: healthy brain aging. Preventie en chronische aandoeningen zijn daarbij sleutelwoorden.
Het tweede aspect van mijn werkveld is methodologie. Hier gaat het niet zozeer om wat je onderzoekt, maar hoe je dat doet. Het is van cruciaal belang dat onderzoek goed is opgezet en uitgevoerd, zodat de resultaten betrouwbaar en relevant zijn. Methodologie helpt om vertekening te voorkomen en écht antwoord te krijgen op onderzoeksvragen. Die methodologische kennis pas ik niet alleen toe, maar ik ontwikkel en verbeter die ook, specifiek voor hersenonderzoek.
Een groot deel van mijn onderzoek vindt plaats binnen de Rotterdam Studie, een langdurig bevolkingsonderzoek. Binnen deze studie geef ik het dementieonderzoek vorm. Daarnaast is mijn rol breder geworden en draag ik ook zorg voor de epidemiologische basis van de gehele studie. Dat betekent dat ik toezicht houd op de wetenschappelijke kwaliteit en methodologische aanpak van de verschillende deelstudies. Die rol als bewaker van de epidemiologische standaard is nu mijn belangrijkste verantwoordelijkheid.”
“De Rotterdam Studie loopt al lange tijd en heeft veel waardevolle inzichten opgeleverd. Tegelijkertijd is het geen unieke studie; ook in Leiden en zelfs in Rotterdam zelf zijn andere vergelijkbare onderzoeken gaande. Op landelijk niveau werk ik eraan om verschillende cohorten en andere onderzoeksinitiatieven beter met elkaar te verbinden. Daarbij speelt ook de bredere infrastructuur een rol, zoals de Health Campus Den Haag en het programma Rotterdam Gezond. Als Medical Delta hoogleraar zie ik mogelijkheden om deze initiatieven makkelijker aan elkaar te koppelen.
De verschillende perspectieven vullen elkaar perfect aan en leveren een completer beeld op van gezondheid en ziekte. Als Medical Delta hoogleraar wil ik die samenwerking versterken en bijdragen aan een nog bredere wetenschappelijke impact.Samenwerking binnen Medical Delta helpt om efficiënter gebruik te maken van bestaande kennis en infrastructuur. In plaats van telkens zelf het wiel uit te vinden, kunnen we van elkaar leren en oplossingen delen. Bovendien biedt samenwerking een kans voor schaalvergroting. Door data en inzichten te bundelen, ontstaat een indrukwekkender en krachtiger onderzoeksnetwerk.
Wat ook mooi is, is dat veel studies complementair zijn. De Leidse studies richten zich bijvoorbeeld op klinische populaties, terwijl de Rotterdam Studie juist gericht is op de algemene bevolking buiten de muren van het ziekenhuis. Die verschillende perspectieven vullen elkaar perfect aan en leveren een completer beeld op van gezondheid en ziekte. Als Medical Delta hoogleraar wil ik die samenwerking versterken en bijdragen aan een nog bredere wetenschappelijke impact.”
“Technologische ontwikkelingen, zoals kunstmatige intelligentie, kunnen ons helpen efficiënter te werken. Maar er is ook een fundamentele verandering van mindset nodig. Iedereen begrijpt dat preventie essentieel is. Toch lukt het ons als maatschappij niet om hier structureel handen en voeten aan te geven. Het ontbreekt niet aan kennis; we weten heel goed wat werkt. Maar in het veld worden regelmatig keuzes gemaakt ten nadele van preventie. Preventie is namelijk niet gratis. Als we ons echt zorgen maken over de druk op de zorg, moeten we ook bereid zijn om ergens compromissen te sluiten. Waarom lukt dat ons niet?
Er zijn talloze voorbeelden. Denk aan de verkoop van ongezond voedsel in supermarkten of het feit dat nog steeds ongeveer één op de zes Nederlanders rookt. We weten al decennia dat roken schadelijk is, maar als maatschappij hebben we het probleem nog steeds niet opgelost. Natuurlijk kun je wijzen naar individuele keuzes, maar de rol van de overheid en de invloed van belanghebbenden, zoals de tabakslobby, is ook groot.
Bij dementie weten we al veel over preventie. De meest effectieve maatregelen komen overeen met de adviezen voor een gezond hart: meer bewegen, gezond eten, niet roken. Als we als samenleving hier écht werk van maken, kunnen we mogelijk een kwart van alle dementiegevallen voorkomen. De kennis daarover is er en is breed bekend, maar het schort aan de implementatie. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we de komende jaren hierop moeten focussen. We moeten academici in contact brengen met degene die de expertise hebben om die kennis te implementeren. Hogescholen en mbo’s bijvoorbeeld. Dit soort samenwerkingen maken het verschil. Het kan, maar het is moeilijk. We moeten bereid zijn om die uitdaging aan te gaan.”
“Ik ben nog redelijk onervaren op dit vlak, maar wat me keer op keer opvalt, is dat praktijkgerichte organisaties een totaal andere manier van denken hebben. De afgelopen jaren ben ik vaker in contact gekomen met hbo-instellingen. Daar zie ik werk waarvan ik denk: een academicus zou dit heel anders hebben aangepakt. Een voorbeeld daarvan is iets wat twee jaar geleden gebeurde, in het kader van de disseminatie van kennis uit de Rotterdam Studie. We wilden bekend maken welke waardevolle inzichten we in dertig jaar onderzoek hadden verzameld.
Toen ik dit deelde met iemand die heel praktijkgericht bezig is, kreeg ik direct de reactie: Zo kan je dit toch niet doen?Onze eerste aanpak was typisch academisch: alle onderzoekers maakten een lijst met de belangrijkste bevindingen, en we plaatsten deze samenvatting trots op onze website. Er zaten echt baanbrekende resultaten tussen, gepubliceerd in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften. Maar toen ik dit deelde met iemand die heel praktijkgericht bezig is, kreeg ik direct de reactie: Zo kan je dit toch niet doen? Niemand leest dit!
Die persoon stelde iets totaal anders voor: organiseer een kennisfestival. Dat hebben we gedaan. In een boerderij, met informatiestandjes, vertelden we precies hetzelfde verhaal, maar op een manier die veel toegankelijker en interactiever was. Het werd een groot succes. Dit is voor mij een treffend voorbeeld van het verschil tussen theoretisch en conceptueel denken versus doelmatig en praktijkgerichte denken.”
“Ik ben hier actief mee bezig, vooral omdat ik me steeds bewuster word van de uitdagingen rondom implementatie. Onderzoeksresultaten toepassen in de praktijk is veel complexer dan vaak wordt gedacht, het is een volwaardig onderzoeksveld op zich. Implementatie en toegepast onderzoek vragen om een gerichte aanpak en ik realiseer me steeds meer hoe essentieel dat is.
Binnen de Medical Delta-setting zal ik hier nog intensiever mee in aanraking komen. Niet alleen via universiteiten, maar ook via hbo-instellingen, waar praktijkgericht onderzoek beter tot zijn recht komt.”
“In de preventie, met name de primaire preventie, spelen verschillende praktijkpartners een cruciale rol. Denk aan huisartsen, praktijkondersteuners en zorgverleners in de wijk, maar ook aan beleidsmakers op lokaal niveau, zoals deelgemeenten en gemeenten. Daarnaast werken we samen met hbo- en mbo-instellingen, omdat zij praktijkgericht onderzoek en onderwijs combineren.
Momenteel werk ik binnen het landelijke consortium BIRD NL (Beïnvloedbare Risicofactoren Preventie Dementie). Dit samenwerkingsverband omvat UMC’s, alfa- en bètafaculteiten van universiteiten, kennisinstituten zoals Pharos, maar ook organisaties als de Hersenstichting en Alzheimer Nederland. Het is een diverse groep van onderzoekers en professionals, wat zorgt voor een andere, bredere dynamiek in het onderzoek.
“In onderzoek spreken we van een kenniscyclus met drie fasen. Kennisontwikkeling, het vergaren van nieuwe inzichten door data te verzamelen, te analyseren en te publiceren. Dit is het deel waar academici sterk in zijn. Kennisdisseminatie, het verspreiden van kennis naar de juiste doelgroepen, zoals beleidsmakers en het brede publiek. Dit gaat verder dan publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en vraagt om gerichte communicatie. Hier zijn academici vaak al minder sterk in. En kennisimplementatie, het daadwerkelijk toepassen van de kennis in de praktijk. Bijvoorbeeld: we weten dat 30 minuten beweging per dag het risico op dementie verlaagt. Maar hoe zorgen we ervoor dat mensen deze kennis niet alleen krijgen, maar ook gemotiveerd worden om ernaar te handelen?
Hoe zorgen we ervoor dat mensen kennis niet alleen krijgen, maar ook gemotiveerd worden om ernaar te handelen?Praktijkgerichte professionals hebben vaak een veel beter gevoel voor deze laatste fase. Ik besef dat mijn expertise vooral ligt in de eerste fase en dat ik nog veel kan leren over de tweede en derde fase. Daarom stap ik in deze samenwerking met een lerende houding: ik wil me verder ontwikkelen in hoe we kennis niet alleen genereren, maar ook effectief verspreiden en toepassen.”
“Er zijn zoveel mensen die ik zou kunnen noemen. Wat me vooral raakt, is de verandering in mindset die nodig is in de maatschappij en die ook binnen de academische wereld heeft moeten plaatsvinden. Bij preventie beseffen we bijvoorbeeld steeds meer dat dit een landelijke aanpak en samenwerking vereist. Die mentaliteitsverandering zie ik nu echt gebeuren.
Een mooi voorbeeld is het landelijke consortium van cohortstudies (NCC) dat we hebben opgezet. We hebben barrières tussen opleidingen en disciplines weten te doorbreken, waardoor samenwerking makkelijker wordt en kennis beter gedeeld kan worden. Dat laat zien dat wanneer we over de grenzen van onze eigen disciplines en instellingen heen durven te kijken, we grote stappen vooruit kunnen zetten.
Deze website maakt gebruik van cookies. Cookies zijn tekstbestanden die op de computer worden geplaatst wanneer websites worden bezocht. Ze worden veel gebruikt om websites efficiënt te laten werken en om informatie te verstrekken aan de eigenaren van de website. Hieronder kan aangegeven worden of u de cookies accepteert.