Wanneer een innovatie de zorgpraktijk haalt, komt dit voornamelijk door het commerciële potentieel voor winst of besparingen, terwijl de maatschappelijke waarde en gezondheidswaarde juist centraal zouden moeten staan. Dit botst met het doel van zorginnovaties: bijdragen aan gezondheid en welzijn. Huidige financieringsmechanismen prioriteren vaak innovaties met hoge commerciële waarde, waardoor het maatschappelijk belang op de achtergrond raakt.
Dit zijn enkele conclusies van het promotieonderzoek van Sanne Allers (Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM), van Erasmus Universiteit Rotterdam), promovendus binnen het Medical Delta programma Medical Delta's Journey from Prototype to Payment. Op 13 december verdedigt ze haar proefschrift. Op woensdag 11 december is ze een van de sprekers tijdens het Medical Delta Café ‘Wat bepaalt de waarde van innovatie?’
Dit interview is het zeventiende in een reeks interviews met promovendi en postdoctorale onderzoekers gefinancierd door Medical Delta. Sannes’ onderzoek wordt gefinancierd door het Medical Delta programma Medical Delta's Journey from Prototype to Payment.
“Mijn promotieonderzoek richt zich op de financiering van zorginnovaties in Nederland, waarbij we specifiek keken naar hoe deze innovaties worden bekostigd - vanaf de eerste subsidies tot aan de financiering van volledig uitgewerkte innovaties. In het onderzoek maakten we een onderscheid tussen productinnovaties - zoals medische technologieën, en procesinnovaties - zoals veranderingen in zorgprocessen waarbij investeren in samenwerkingen belangrijk is. Ook onderzochten we welke obstakels innovatoren tegenkomen en waarom sommige innovaties wel of geen financiering krijgen. Daarbij onderzochten we of waardevolle innovaties daadwerkelijk de gezondheidspraktijk bereiken, of dat financiering een barrière vormt.
Mijn studieachtergrond vormt de basis voor mijn promotietraject. Na de middelbare school koos ik voor gezondheidswetenschappen in Maastricht, omdat ik impact wilde hebben op de gezondheid van de gehele samenleving in plaats van individuele mensen. Ik voelde echter dat ik meer instrumenten nodig had om complexe vraagstukken te beantwoorden, en besloot daarom gezondheidseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam te studeren. Dit leidde tot het promotietraject dat ik via Medical Delta kreeg aangeboden. Wat me aantrok in dit onderwerp is de mooie combinatie van mijn opleidingen, waarin zowel het management van het gezondheidszorgstelsel als economische kennis centraal staan.”
“Dat succesvolle zorginnovaties, vooral technologieën, vaak geselecteerd worden vanwege hun commerciële potentieel voor winst of besparingen, terwijl hun maatschappelijke waarde juist centraal zou moeten staan. Dit botst met het doel van zorginnovaties: bijdragen aan gezondheid en welzijn. Huidige financieringsmechanismen prioriteren vaak innovaties met hoge commerciële waarde, waardoor het maatschappelijk belang op de achtergrond raakt.
Als we echt willen dat innovatie ons gaat helpen om grote zorguitdagingen op te lossen, dan moeten we er wel voor zorgen dat de innovaties ook daadwerkelijk waarde hebben voor de samenleving.
In mijn proefschrift staat de aanbeveling om maatschappelijke waarde en gezondheidswaarde prioriteit te geven in financieringsbesluiten. Als we echt willen dat innovatie ons gaat helpen om grote zorguitdagingen op te lossen, dan moeten we er wel voor zorgen dat de innovaties die uiteindelijk in ons zorgsysteem belanden, ook daadwerkelijk waarde hebben voor de patiënt of de samenleving als geheel. En dat doen ze vaak niet, omdat de primaire focus ligt op de commerciële waarde: kan met de innovatie winst worden gemaakt of kunnen besparingen worden behaald? De waarde voor gezondheid en samenleving is secundair en dat komt terug in de overwegingen die tijdens het innovatieproces worden gemaakt.
De eerste fases van innovaties worden vaak gefinancierd uit publieke middelen en innovatoren maken gebruik van kennis en infrastructuur die voortkomen uit publiek geld, terwijl daarna een fase aanbreekt waarin innovatoren vaak afhankelijk zijn van private investeringen. Bepalend voor deze private investeringen is vaak of er winst of besparingen met de innovatie te behalen zijn en niet zozeer wat de potentiële gezondheidswinst voor de samenleving is.”
“In mijn proefschrift doen we voorstellen hoe we waarde voor gezondheid en maatschappij op één kunnen zetten. Dit kan bijvoorbeeld door missiegedreven te innoveren en democratisch te besluiten op welke gezondheidsdoelen we willen inzetten. Private investeringen volgen vaak de kansen die met publiek geld worden geboden, dus op die manier kunnen we sturen op innovaties die van waarde zijn voor gezondheid en maatschappij.
Te vaak wordt nu in subsidies ingezet op van alles wat interessant klinkt en nieuw is, maar tegelijkertijd ook niet te sterk afwijkt van de huidige praktijk. Want dat is het ook vaak: het nieuwste idee krijgt het subsidiegeld. Maar als je elke subsidie op het nieuwste van het nieuwste inzet, dan krijg je niet de noodzakelijke doorontwikkeling. En als je deze subsidies enkel uitzet aansluitend op basis van de huidige stand van praktijk en wetenschap, belemmer je mogelijkheden voor baanbrekende innovatie.
Innovatie vergt ruimte om te experimenteren en soms te falen, hiervoor is financiële speelruimte essentieel.
Een andere belangrijke conclusie is het belang van voldoende experimenteerruimte voor innovatie en voldoende middelen om het innovatieproces in de praktijk te organiseren. We gaan richting een toekomst van schaarste, wat zorgt voor een verantwoordingsdruk voor elke besteedde euro. Hoewel begrijpelijk, belemmert dit innovatie. Innovatie vergt ruimte om te experimenteren en soms te falen. Waardevolle ideeën ontstaan vaak transdisciplinair, in samenwerking tussen zorgprofessionals, engineers en patiënten. Het gros van de goede ideeën komt uit de (zorg)praktijk. Voor behoud van dit innovatieve vermogen is financiële speelruimte essentieel.
Wanneer ik de onderzoeksresultaten presenteer, hoor ik vaak: ‘Dit herken ik’. Toch bevat het een belangrijke boodschap die nog niet is geleerd. Daadwerkelijke actie blijft uit. Dit is wellicht de kracht van het proefschrift; het legt overtuigend vast wat velen ervaren, waardoor het als een spiegel kan dienen. De belangrijkste lessen zijn vooral relevant voor beleidsmakers. Zij moeten beleid veranderen. Dit is geen taak voor één individuele innovator, maar vergt een gezamenlijke inspanning.”
“Dit onderzoek was alleen mogelijk dankzij intensieve, interdisciplinaire samenwerking. Bij Erasmus School of Health Policy & Management komen verschillende disciplines samen; zo werkten wij in mijn team met een combinatie van gezondheidseconomie en management. Via Medical Delta was ik onderdeel van een netwerk waarin ik samenwerkte met experts in gezondheidstechnologie-evaluatie, bestuurskunde en sociologie, terwijl ik mij richtte op de financiële kant van zorginnovatie.
De gesprekken met gepassioneerde innovatoren waren hoogtepunten in mijn promotietraject, het inspireerde me om te zien hoe gedreven deze mensen zijn
Medical Delta gaf me toegang tot innovatieve omgevingen zoals zorginstellingen en TU Delft. Hier voerde ik kwalitatief onderzoek uit en nam ik interviews af met gepassioneerde innovatoren. Deze gesprekken waren hoogtepunten in mijn promotietraject, en het inspireerde me om te zien hoe gedreven deze mensen zijn. Velen werken in hun vrije tijd aan de uitwerking van hun ideeën en investeren er hun eigen spaargeld in. Een arts vertelde me: ‘dit idee is mijn levenswerk.’ Deze toewijding benadrukt de passie van innovatoren.”
“De tijd die je investeert in het leggen van contacten met mensen buiten je directe omgeving is nooit verspild. Het is niet noodzakelijk om altijd met een duidelijk doel of presentatie naar bijeenkomsten te gaan; simpelweg aanwezig zijn is vaak al waardevol. Of het nu grote conferenties zijn of kleine koffiegesprekken: elk gesprek helpt je om een beter beeld van de werkelijkheid te vormen.”
“Interdisciplinair onderzoek vraagt van PhD-kandidaten een grotere mate van zelfstandigheid, omdat ze vaak niet dezelfde aanpak volgen als hun voorgangers. Dit vereist lef, nieuwsgierigheid en een Pippi Langkous-mentaliteit: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ De grotere uitdaging ligt echter aan de ontvangende kant. Onderzoek wordt steeds vaker interdisciplinair uitgevoerd, maar de academische wereld blijft sterk in silo’s georganiseerd. Dit is zichtbaar in de titels van professoren, de tijdschriften waarin artikelen worden gepubliceerd en de congressen die worden bezocht. Het resultaat is dat onderzoekers die zich tussen verschillende vakgebieden bewegen, vaak meer obstakels tegenkomen.
We moeten de uitdaging aangaan om samen te werken en uit onze silo’s te stappen. Dit is geen gemakkelijke taak, omdat elk vakgebied zijn eigen geschreven en ongeschreven regels kent. Het kan moeilijk zijn om aan buitenstaanders uit te leggen waarom je niet volledig binnen deze kaders past. Gelukkig had ik een hecht promotieteam dat de noodzaak van interdisciplinaire samenwerking begreep en mij daarin goed ondersteunde.”
Meld je aan voor het Medical Delta Café ‘Wat bepaalt de waarde van innovatie?’ van woensdag 11 december.
Deze website maakt gebruik van cookies. Cookies zijn tekstbestanden die op de computer worden geplaatst wanneer websites worden bezocht. Ze worden veel gebruikt om websites efficiënt te laten werken en om informatie te verstrekken aan de eigenaren van de website. Hieronder kan aangegeven worden of u de cookies accepteert.