Tot frustratie van ontwikkelaars halen veel veelbelovende innovatieve medische instrumenten de eindstreep naar klinische toepassing niet. In de brugfunctie tussen wetenschappelijke innovaties enerzijds en validatie en toepassing anderzijds, spelen (research) instrumentenmakers een belangrijke rol.
Bij het Medical Delta Programma ‘Medische instrumenten maken: van idee naar kliniek (MIMIC)’ neemt de mbo-instelling Leidse Instrumentmakers School (LiS) een belangrijk deel van deze rol op zich. Het doel van het MIMIC programma is om deze kruisbestuiving verder tot wasdom te brengen. Het programma wil het innovatieproces van geavanceerde medische instrumenten voor minimaal invasieve interventies versnellen en de slaagkans ervan vergroten.
Het bijzondere aan het Medical Delta MIMIC programma is dat wo, hbo en mbo daarin nauw samenwerken. Wetenschappelijke inzichten en praktische bevindingen worden over en weer uitgewisseld in een iteratief proces.
We spraken met directeur-bestuurder Stef Vink en Robin Hollebeek, curriculumexpert bij het LiS over de kansen van samenwerking tussen wetenschap en praktijk bij de ontwikkeling van medische technologie. “We brengen de wetenschappelijke en praktische werelden dagelijks bij elkaar.”
Dit interview is de derde in een reeks met praktijkpartners van de transdisciplinaire Medical Delta programma’s en living labs.
Stef Vink: “Het Medical Delta Programma MIMIC heeft als doel de stap te maken van wetenschappelijk onderzoek naar productie. Wij bevinden ons aan de productiekant: we hebben veel stagiaires die meedraaien bij bedrijven en werken regelmatig samen met deze bedrijven aan praktijkgerichte projecten. Dat is wat wij hopen toe te voegen aan Medical Delta en MIMIC.
Het Medica Delta Programma MIMIC past goed bij de manier waarop wij ons onderwijs vormgeven. Wij bieden een standaardopleiding tot Research Instrumentmaker, waarin studenten technische vraagstukken onderzoeken en samen met opdrachtgevers tot oplossingen komen, vaak in de vorm van een prototype. Dit vormt de basis van onze opleidingen, die we verder verrijken met keuzedelen. Momenteel ontwikkelen we een keuzedeel ‘Ontwerpen van instrumenten voor de (bio) medische sector’. Op dat punt sluiten onze ambitie en MIMIC’s doelstellingen perfect op elkaar aan. Vanuit die inhoudelijke verbinding is onze curriculumexpert Robin Hollebeek betrokken.”
Stef Vink: “Op dit moment zijn we bezig te onderzoeken waar wij onze toegevoegde waarde het beste kunnen leveren. Wij bewegen ons altijd in het speelveld tussen wetenschappelijk onderzoek en de toepassing daarvan in de praktijk. Het is voor ons dan ook heel vanzelfsprekend om bij nieuwe innovaties meteen te kijken naar het productieproces en hoe de toepassing zijn weg vindt naar het dagelijks gebruik en de productieomgeving.
Onlangs heb ik het MIMIC consortium uitgenodigd op onze bedrijvenmarkt. Daar hebben zij kunnen zien dat zo’n 50 procent van de tweehonderd bedrijven waarmee wij intensief samenwerken, actief is in de medische technologie en producten maakt voor die sector. Dat is precies de link die wij kunnen leggen: wij brengen ontwikkelingen naar prototypes en prototypes naar bedrijven en zorgen zo voor verbinding tussen innovatie en praktijk.”
Stef Vink: “Praktijkopdrachten vormen bij ons de standaard. Het gaat meestal om opdrachten van 10 tot 20 weken, waarbij een vraag vanuit het werkveld wordt uitgewerkt tot een prototype of een productietype. Deze projecten voeren we vaak uit in samenwerking met andere onderwijsinstellingen, zoals het hbo en de universiteiten. Op deze manier kunnen we binnen 10 tot 20 weken tot een volledige realisatie komen.”
Curriculumexpert Robin Hollebeek vult hem aan: “Afgelopen jaren hebben we al veel verschillende projecten binnen de medische technologie kunnen doen. Zo ontwikkelden we bijvoorbeeld een operatietang die niet alleen iets kan vastpakken, maar tegelijkertijd een injectie geeft om te verdoven. Daardoor hoeft er minder vaak geprikt te worden, wat vooral bij gevoelige lichaamsdelen erg belangrijk is.
Ook ontwikkelen we producten om medische apparatuur op een efficiënte manier te reinigen, zoals speciale schoonmaaktechnieken voor robotarmen van de Da Vinci-operatierobot. Daarnaast werkten we aan houders voor kleine camera’s die via de maag in de dunne darm kunnen worden ingebracht. Deze houders zorgen voor een goede grip en precisie tijdens het gebruik.
Deze voorbeelden geven een idee van de diverse medische technologieprojecten waar we ons de afgelopen jaren mee hebben beziggehouden.”
Stef Vink: “Dat heeft denk ik vooral te maken met onze oorsprong. LiS is ooit opgericht door Kamerlingh Onnes, die voor zijn wetenschappelijke onderzoeken aan de Universiteit Leiden gespecialiseerde instrumentmakers nodig had. Tot 1995 maakten we officieel deel uit van de universiteit, en hoewel we nu al geruime tijd zelfstandig zijn, zijn die nauwe banden met de universiteit én het werkveld altijd gebleven. Ook werken we intensief samen met ziekenhuizen, TNO-instellingen en soortgelijke organisaties. Al onze praktijkopdrachten komen uit dat netwerk.
We hebben meer opdrachten dan studenten, waardoor bedrijven hun projecten moeten pitchen en studenten kunnen kiezen waar ze aan willen werken. Dat geeft ons een sterke positie, waarin onze studenten aan zeer uitdagende en praktijkgerichte projecten kunnen bijdragen.”
Stef Vink: “Het belangrijkste aspect waar wij ons op richten is maakbaarheid. In wetenschappelijk onderzoek ligt de focus vaak op het bedenken van een oplossing of nieuw instrument, zonder direct na te denken over of het technisch maakbaar is. Juist dat is waar het mbo een belangrijke rol speelt.
Eerder dit jaar hadden we bijvoorbeeld 125 studenten van de TU Delft op bezoek om hun eerste ontwerpen te toetsen op maakbaarheid. Onze studenten confronteerden hen met praktische bezwaren, zoals het feit dat een rechte hoek op tekening misschien logisch lijkt, maar in de praktijk lastig te maken of niet functioneel is. Op die manier brengen wij die werelden dagelijks bij elkaar.”
Robin Hollebeek: “Een belangrijk onderdeel van de opleiding is het meedenken met de wetenschapper. Met dit keuzedeel willen we studenten beter voorbereiden op de biomedische wereld, zodat ze kunnen aansluiten bij de eisen en verwachtingen in het werkveld.
De instrumentenmaker brengt al die werelden bij elkaar en probeert op basis daarvan een goed passend prototype te maken.De kracht van een instrumentmaker is dat hij met iedereen kan praten: met de hoogleraar, maar ook met de arts op de werkvloer die met het instrument aan de slag moet.
Hij kan goed anticiperen en begrijpen waar de uitdagingen zitten in een ontwerp, een product of een prototype. Maar hij kan óók praten met de patiënt die de ingreep ondergaat en daar ervaringen mee heeft. Juist dat maakt de instrumentmaker zo bijzonder: hij brengt al die werelden bij elkaar en probeert op basis daarvan een goed passend prototype te maken.”
Robin Hollebeek: “Mbo, hbo en wo staan nu nog vaak in een hiërarchische lijn achter elkaar. Dit zou een driehoek moeten zijn. Als een innovatieproces voor medische technologie van wo naar hbo en vervolgens naar de werkvloer verloopt, kan er een grote kloof ontstaan. Want als je niet weet wat er mogelijk is met machines en apparatuur, kun je ontwerpen wat je wilt, maar haal je nooit het maximale eruit.
Wanneer wetenschappers en instrumentenmakers naast elkaar staan, begrijpen ze beter elkaars problemen: bij productie gaat het om maakbaarheid en beschikbare materialen, tools en machines; voor hbo’ers draait het om de verantwoordelijkheid om het product binnen wettelijke kaders door te rekenen; en de wetenschapper wil een gebruiksvriendelijk product dat doet waarvoor de innovatie bedoeld is. Wanneer je dit in een lijn uitwerkt, gaat veel informatie verloren.
Door naast elkaar te werken, is er ruimte voor goede communicatie en daarmee een grotere kans op succes. We proberen die wisselwerking te bevorderen, dus dat de instrumentenmakers hun bevindingen weer delen met de wetenschappers zodat er uiteindelijk een kansrijker product ontstaat.”
Stef Vink: “Belangrijk voor studenten is dat ze aan het begin van een project heel goed de probleemstelling achterhalen. De wetenschapper denkt vooral aan de toepassing en de hbo’er aan bijvoorbeeld wet- en regelgeving. Daarom trainen wij onze studenten om vooraf helder te krijgen aan welke eisen het eindproduct moet voldoen: moet het duurzaam zijn en recyclebaar bijvoorbeeld, en wat zijn de wettelijke kaders voor bijvoorbeeld veiligheid? Voor een goede realisatie is dat cruciaal, daarom is dit een belangrijk onderdeel van ons nieuwe keuzedeel.”
Stef Vink: “Ik denk vooral een pragmatische aanpak. In onze opleiding volgen we een vast proces om tot een prototype te komen, en die stappen doorlopen we bewust en met reden. Het gaat er niet alleen om wat je doet, maar ook waarom je het doet, zodat je uiteindelijk tot een maakbaar en praktisch product komt.
We zoeken net zo lang naar een andere manier tot het wél werkt. Die mentaliteit zit diep verankerd in ons onderwijs.Daarnaast zijn we heel oplossingsgericht. Als iets niet lukt, zoeken we net zo lang naar een andere manier tot het wél werkt. Die mentaliteit zit diep verankerd in ons onderwijs en geven we ook graag mee aan de partijen waarmee we samenwerken.”
Stef Vink: “Allereerst hopen we samen met Medical Delta inhoud en invulling te geven aan het keuzedeel in onze opleiding. Het keuzedeel beslaat bij ons 240 uur, waarvan de helft wordt ingevuld door het werkveld: ziekenhuizen, productiebedrijven, onderzoeksinstellingen of specialisten in het werkveld. Zo krijgen onze studenten direct input van professionals uit de praktijk, wat enorm inspirerend werkt. Uit die contacten ontstaan vervolgens vaak concrete vragen, waar onze studenten project-, stage- of afstudeeropdrachten van kunnen maken.
Die uitwisseling werkt dus twee kanten op. We leveren afstudeerders af die veel beter zijn voorbereid op het werken in de medische technologie. We hopen bovendien dat dit profiel aantrekkelijker wordt voor een nieuwe doelgroep - met name meiden - die zich eerder aangetrokken voelen tot medische toepassingen dan tot bijvoorbeeld lucht- en ruimtevaart of hightech productieomgevingen.”
Stef Vink: “Voor mij is dit deels een nieuwe wereld, MMIC is reeds een mooi netwerk met veel specialistische kennis en ervaring, dus ik leer veel. Wat me verraste, is dat de samenwerking soms nog beperkt is. In onze praktijk is het juist vanzelfsprekend dat wetenschappelijk onderzoek, ontwerp en productie nauw samenwerken. De complexiteit van het traject van idee tot toepassing in een ziekenhuis heeft me echt duidelijk gemaakt hoe essentieel samenwerking is in de hele keten.”
Robin Hollebeek: “Het is essentieel dat gebruikers, ontwerpers en ontwikkelaars begrijpen hoe een product daadwerkelijk gemaakt wordt en welke beperkingen daarbij komen kijken. Juist door die samenwerking komen de knelpunten aan het licht: waar liggen de echte grenzen in ontwerp, gebruik en productie? Die inzichten krijg je alleen als je alle betrokken partijen bij elkaar brengt.
Dit is vaak een onderbelicht aspect. We vinden het vanzelfsprekend dat medische hulpmiddelen steriel en gebruiksklaar zijn, maar er gaat een enorme uitdaging aan vooraf om dat mogelijk te maken. Het is belangrijk dat daar meer bewustwording over komt.”
Deze website maakt gebruik van cookies. Cookies zijn tekstbestanden die op de computer worden geplaatst wanneer websites worden bezocht. Ze worden veel gebruikt om websites efficiënt te laten werken en om informatie te verstrekken aan de eigenaren van de website. Hieronder kan aangegeven worden of u de cookies accepteert.